Voedselhulp

Al van bij het begin van de Eerste Wereldoorlog verkeert ons land in een hopeloze situatie wat de voedselvoorziening betreft. Maar liefst driekwart van het tarwe dat in België wordt gebruikt, komt van overzee. Door de oorlog valt die invoer weg.

Omdat de bezetter zelf kampt met voedselproblemen, wordt in Brussel het Nationaal Hulp- en Voedselkomiteit opgericht. Het wordt erkend door de bezetter en mag voedsel en hulp importeren uit het buitenland. Het zijn vooral de Verenigde Staten die met de Commission for Relief in Belgium onder leiding van Herbert Hoover ( de latere president van de Verenigde Staten) voedsel naar België zullen sturen. Ook andere neutrale landen, zoals Nederland (gebruikt voor aanvoer en distributie) en Spanje werken mee.

Steden en provincies

In iedere provincie wordt een provinciaal hoofdkomiteit opgericht. Onder het Antwerpse hoofdkomiteit ressorteren drie arrondissementskomiteiten: Antwerpen, Mechelen en Turnhout. Een trapje lager vinden we de lokale komiteiten, die in vrijwel elke gemeente actief zijn.

Lier

Voor Lier is er eveneens een hoofdkomiteit actief dat via een hoofdbestuur “Steun” en een hoofdbestuur “Voedsel” beslist in alle kwesties die dat betreffen. Steun wordt verleend onder vorm van toelagen aan de armen, militiegeld en werklozensteun.

Het Voedselkomiteit is gelast met alles wat de voeding van de stad aangaat (vooral met Amerikaanse goederen). Er worden een aantal stadswinkels ingericht waar de Lierenaars hun voedingsmiddelen konden bekomen. Een botercentrale, een suikerwinkel, een groentewinkel en een aardappelbureel staan in voor de verdeling van het voedsel.
De steun- en voedselkomiteiten ontplooien hun activiteiten in de Nazarethrefuge en de Sionskazerne. De botercentrale is gehuisvest in de stadsschouwburg Vredeberg.

Zo worden in het jaar 1915 in de maanden april, mei, juni en juli in totaal; 232.000 liter soep, 75.000kg brood, 178.000 kg steenkool, 90.000 kg aardappelen en 11.000 liter melk uitgedeeld door het voedselkomitee aan zieke personen, kleine kinderen en moeders. Naast de kosteloze “volkssoep” ging het stadsbestuur ook over tot een “betalende” soepbedeling voor de burgerij. Ook worden er goedkope maaltijden voor deze bevolkingsgroep ingericht. Zes hectaren braakliggende gronden werden in gebruik genomen om groenten en aardappelen te kweken.

Naast deze komiteiten zijn er te Lier ook liefdadigheidsorganisaties actief.

Auteur: André Van den Broeck
Revisie en redactie: Sander Murrath