Lier is één grote puinhoop na de gevechten van eind september ? begin oktober 1914. Vele woningen zijn verwoest. Stijn Streuvels bezoekt de stad een jaar na de gevechten en beschrijft wat hij ziet.?
De stad in oktober 1914Lier is na dagen van beschietingen en gevechten onherkenbaar. Alle bruggen zijn opgeblazen en vervangen door haastig opgerichte pontonbruggen.? Van de 5513 woningen op Liers grondgebied bij het begin van de oorlog werden er 700 vernield en zijn er 750 onbewoonbaar. In bijna alle huizen is binnengebroken, zijn deuren geforceerd en ruiten stukgeslagen.
Het weekblad ‘Ons Lier’ bericht:
“Wij zagen ook dat in enkele woningen, tot in het salon toe, peerden of vee waren gestald geweest, vermits als bewijs, bergen vuil aldaar waren achtergelaten, die aan den stalgeur deden denken.” De straten en voetpaden zijn versperd met allerhande puin, ransels, ondergoed, linnen, stukken van geweren, paardentuig, honderden lege sardienen- en conservenblikken, lege wijn- en champagneflessen… . Heel de stad is doordrongen van een onaangename brandgeur.
Her en der smeult het puin nog na. Slechts langzaam keren de Lierenaars terug naar de stad.
Een ooggetuige vertelt: “Lier stemde tot treurnis. Lier geleek op een doodenveld (“) Arme dierbare geboortestad, wat waart ge schoon en wat is er van u geworden.”
Bezoek van Stijn Streuvels
Ook Stijn Streuvels die de stad een jaar na de beschieting bezoekt, denkt weemoedig terug aan betere tijden: “Verrukkelijk stadje waar Door Opsomer, de schilder, en Frans Verschoren, de schrijver, me indertijd de schoonheid van hadden geopenbaard, wat heeft de oorlog van u gemaakt? Waar is die feestelijke stemming der zomerdagen, toen de blijde klinkklank van uwen beiaard als een zilveren bloemenregen over het stadje met zijne prachtige oude huizen openstrooide” Puinen, altijd maar puinen! Vernielde schoonheid, onherstelbaar! Het mooie stadsbeeld gehavend, verbrokkeld, uiteengeschud; de eerbiedige Sint-Gommaruskerk beschadigd, de prachtige renaissance gevels zoo voorneem van verhouding, zoo rijk versierd, ingestort nu, tot puin geschoten en de kunstvolle balcons in gesmeed ijzer, ze hangen verwrongen te bengelen…
Jammervol uitzicht, barbaarsche vernietiging van oude kostbaarheden, die verloren zijn en niet kunnen vervangen worden! Het avonddeemster weeft een waas van weemoed over de ramp en toovert er iets onwezelijks over. Door de stille straten, die geen straten meer gelijken, wandelen wij en ’t schijnt alsof heel Lier in een oud kerkhof herschapen waren. ’t Grootste deel der bevolking is uitgeweken, op de vlucht gejaagd, te dompelen sedert een jaar op ’t vreemde, van hier kwamen de sukkelaars die met hun huisraad op ’t lijf door onze streek zijn voorbijgetrokken. Het stadje is zoo goed als uitgestorven. Het wekt een gevoel van wrok tegen het domme oorlogsgeweld en de pijnlijke treurnis overvalt ons alsof wij de ramp aan den lijve ondervonden hadden ’s Anderen daags in de vroegte zijn we het begijnhof gaan zien en ’t verheugt ons dat die merkwaardigheid ten minste niet verloren is en dat de Liersche dichters en schilders het kostbaar pand bij hunnen thuiskomst zullen weervinden. Het blijft een troost in algemene ramp.
foto 1: vernielingen in de antwerpse straat: collectie beeldbank Lierfoto
2: portret van stijn streuvels: ?
Auteur: Sander MurrathBron: Stijn Van den Bulck, Lier als garnizoenstad (1830-1914), Leuven, 2002