Maurice Van Oekel beschrijft ravage in de stad

Op 8 oktober 1914 schrijft Maurice Van Oekel een brief aan zijn vriend Rudolphe.

Van Oekel woont op dat moment in “De Valk”, het huis van de katholieke zuil aan de Grote Markt. Hij somt de verwoestingen op in de stad.
Ziehier in ’t kort de vernieling.

De Antwerpsche poort. De huizen van Vermaelen tot aan Verberckt in begrepen zijn uitgebrandt verder op hier en daar nog enige huizen. Dan in de Antwerpschstraat van aan de vest tot aan architect Ceulemans, den overkant ook tot aan Van Paeschen inbegrepen ook afgebrandt, dan nog Vermeren, Cappuins, Van Cauwenbergh, Van Vleugel tot aan Nieuwjaars, daarover van Bogaerts tot Van Engelen afgebrandt.

Nu de groote markt, uwe kant staat nog recht, dan van aan de post inbegrepen tot aan J.Winkelmans en Torfs zoodus wij ook. Dan van aan Van Leckwijk, met het Moorken tot in de Lisperstraat aan de coiffeur inbegrepen. De kant van het Vleeshuis staat ook nog. Van den Wijngaert afgebrandt. Lieve Vrancken en brouwerij staat nog recht. Plus het stadhuis.

Dan Van Ouytsel met M.De Coninck tot op de Vischmarkt met de brouwerij van Van der Linden afgebrandt. De Rechtestraat van de Kattestraat tot aan van der Hallen. De groote kerk is fel beschadigd. De kapel van ’t college is uitgebrandt en nu de Balderstraat van aan Dheu tot in de Berlarij aan Rodijns met de Jezuieten is uitgebrandt, den overkant van den hoek tot aan de kuylen ook uitgebrandt, met de normaal en de cole moyenne.

In de Berlarij staat nog een huis of 10 recht de rest ook plat. Dan ook nog in vele andere straten nog vele, vele andere huizen zijn ook uitgebrandt onder andere de Urselinnen, den ouden burgemeester Fons Suetens, den bloemmolen van Hellemans.

Ziedaar vriend de vernieling van Lier

brief en portretfoto: collectie Karel Vingerhoets