Eenvoudig gesteld zijn activisten Vlaams-nationalisten die tijdens de oorlog samenwerkten met de Duitsers om een aantal Vlaamse eisen te verzilveren. Passivisten zijn de flaminganten die zich verzetten tegen deze werkwijze. Jammer genoeg wordt dit onderscheid vaak gelijk gesteld met het onderscheid tussen belgicisten (passivisten) en radicale flaminganten (activisten).Uiteraard is het niet zo eenvoudig.
In beide groepen bevinden zich immers mensen die flirtten met de overkant: zo zijn er passivisten die op ideologisch vlak heel wat overeenkomsten vertonen met de activisten, en is niet elke activist een rabiaat anti-Belgische flamingant.
De eerste schok
Wanneer de oorlog uitbreekt, blijven alle flaminganten in eerste instantie loyaal aan België. Ze beantwoorden de oproep van Albert I tot Godsvrede positief en nemen zich voor tot na de oorlog alle partijgeschillen opzij te zetten en samen de Duitsers te verjagen. Zelfs mensen die de geschiedenis in zijn gegaan als notoire activisten (en collaborateurs), zoals August Borms, roepen op tot de strijd voor België.
Toch hebben een aantal flaminganten het gevoel dat er een anti-Vlaamse stemming hangt in Belgische middens. De onverwacht snelle overgave van Antwerpen draagt hier niet weinig toe bij. Sommigen beschuldigen het Antwerpse bestuur er onomwonden van de stad te hebben verkocht aan de Duitsers. De snelle Duitse opmars bezorgt Belgische notabelen blijkbaar zo’n schok dat ze overal landverraders zien en die makkelijk vinden in flaminganten, die zogezegd dicht bij hun Duitse ‘stambroeders’ zouden aanleunen. De Godsvrede wankelt al voor ze goed en wel is geïnstalleerd.
Zoektocht naar evenwicht
Begin oktober 1914 is vrijwel heel België onder de voet gelopen door de Duitsers. Dit zorgt voor een unieke situatie binnen de Vlaamse Beweging: voor het eerst in de Belgische geschiedenis is de centrale regering dusdanig verzwakt dat Vlaamse onafhankelijkheid binnen handbereik ligt. Althans, voor wie bereid is z’n handen uit te reiken…Overal in het land ontstaan in flamingantische kringen debatten over de te volgen richting. Tijdens deze discussies wordt duidelijk dat de flaminganten uit elkaar vallen in ruwweg drie groepen.
- Een eerste groep is loyaal aan België en kiest er voor de Vlaamse eisen na afloop van de oorlog voor te leggen aan de regering, in de hoop dat de Vlaamse loyaliteit tijdens de oorlog zou kunnen worden verzilverd in het naoorlogse België. Onder meer de schrijver August Vermeylen en de katholieke politicus August Van Cauwelaert behoren tot dit kamp.
- Een tweede groep bestaat uit de zogenaamde voorwaardelijk loyalen: zij zijn van mening dat Vlaanderen het beste bij België blijft aanleunen zolang er verbetering van de Vlaamse situatie in zicht is. Deze twee groepen maken het passivistische kamp uit.
- Een laatste groep bestaat uit een zeer kleine groep radicale flaminganten die onomwonden pleiten voor samenwerking met de Duitsers: de activisten. Al binnen de eerste drie maanden na de Duitse inval zoeken zij toenadering tot de bezetter en op 24 oktober 1914 wordt in Gent de basis gevormd voor Jong-Vlaanderen, de meest radicale activistische groepering die tijdens de oorlog een steeds grotere rol zal opeisen binnen de Vlaamse Beweging. Interessant is dat in het kleine Lier zich heel wat aanhangers van Jong-Vlaanderen bevinden en deze stad zal uitgroeien tot een bolwerk(je) van het activisme.
Breekpunten en breuklijnen
Gedurende de oorlogsjaren 1914-1915 ontstaan er verschillende groeperingen die samenwerking met de Duitsers nastreven of afkeuren. Het grote probleem voor de Vlaamse Beweging is het feit dat de Vlaamse strijd wordt gekaderd in een grotere culturele krachtmeting tussen Duitsland en Frankrijk, ofwel tussen een (gepercipieerde) Germaanse en Latijnse cultuur. De retoriek deelt Vlaanderen in bij het Germaanse kamp, waardoor het bijzonder lastig wordt om voor de Vlaamse zaak te militeren zonder voor landverrader te worden versleten. Vandaar ook dat de passivisten willen wachten tot na de oorlog om alles te regelen. Anderzijds is het voor nogal wat flaminganten bijzonder aantrekkelijk met de bezetter te overleggen om een aantal “hete hangijzers” van de baan te ruimen.
De Duitsers weten uiteraard af van de spanningen die in België leven en spelen hier handig op in. Zij trekken maar wat graag de Vlaamse kaart als dit de bezetting zou vergemakkelijken. Vlaamse grieven worden aanhoord, geld voor pro-Duitse pers vrijgemaakt. “Verdeel en heers” is het motto van deze Flamenpolitik.
Kortstondig succes en ondergang Striktere navolging van de taalwetten is één van de eerste successen die wordt behaald. De hoofdvogel wordt in 1916 afgeschoten met de vernederlandsing van de universiteit van Gent, een reeds lang gekoesterde droom van de Vlaamse Beweging.
Maar de activisten willen meer; zij dromen al luidop van een onafhankelijk Vlaanderen. En even lijkt het er op dat dit werkelijkheid zal worden. Met Duitse steun wordt de tot dan toe unitaire staat België (deels) gefederaliseerd en verkrijgt Vlaanderen zelfbestuur, onder leiding van de Raad van Vlaanderen. Dit parlement is door Duitsland in feite opgezet als een soort marionettenregering, maar de activisten zijn koppiger dan eerst gedacht.
Bovendien keren de krijgskansen. Duitsland begint te beseffen dat het de oorlog niet zal winnen en bereidt zich voor om de vrede duur te verkopen. België kan als pasmunt dienen, dus een onafhankelijk Vlaanderen was niet meer interessant. Hierdoor verzuurt de relatie tussen de activisten en de bezetter aanzienlijk.
Dit geeft uiteindelijk de doodsteek aan het activisme: steun bij de bevolking hebben zij nauwelijks en zij hebben het Duitse geld broodnodig.In de herfst van 1918 keren de Duitse krijgskansen definitief: na een desastreuze zomercampagne stort het Duitse front in. Een communistische revolutie luidt het einde van het Duitse keizerrijk in: de keizer vlucht naar Nederland, er ontstaan in heel het land revolutionaire regeringen en het leger dient noodgedwongen de wapenstilstand te tekenen. Samen met het Duitse leger vluchten ook een groot aantal activisten het land uit.
Nogal wat activisten nemen de wijk naar Duitsland, maar ook Nederland is een geliefd ballingsoord, zo ook voor de Lierse schrijvers Antoon Thiry en Felix Timmermans. Het einde van de oorlog betekent dan ook het definitieve einde van het activisme.
Auteur: Laurens Verrelst